6.11.16

Les roses de Saadi

Marceline Desbordes-Valmore (1786-1859) was een Franse dichteres. Ik heb de indruk dat ze in Nederland niet erg bekend is; er is bv. geen Nederlands Wikipedia-artikel over haar.

Les roses de Saadi
 
J’ai voulu ce matin te rapporter des roses ;
Mais j’en avais tant pris dans mes ceintures closes
Que les nœuds trop serrés n’ont pu les contenir. 


Les nœuds ont éclaté. Les roses envolées
Dans le vent, à la mer s’en sont toutes allées.
Elles ont suivi l’eau pour ne plus revenir.

La vague en a paru rouge et comme enflammée.
Ce soir, ma robe encore en est tout embaumée...
Respires-en sur moi l’odorant souvenir.
 
Het gedicht gaat terug op de Golestaan (De rozentuin) van de 13-eeuwse mystieke Perzische dichter Saadi. In het voorwoord van dit werk komt de volgende passage voor (in de vertaling van J.T.P. de Bruijn): Een mysticus had het hoofd gebogen in meditatie en was ondergegaan in een zee van onthullingen. Toen hij terugkwam uit zijn diepe concentratie, vroeg een van zijn vrienden opgewekt: “Wat heb je voor ons als geschenk meegenomen uit de tuin die je hebt bezocht?” Hij zei: “Ik was van plan, wanneer ik bij de rozenstruik zou komen, de schoot van mijn kleed te vullen met een geschenk voor mijn makkers. Toen ik die plek bereikte, maakte de geur van rozen mij zo dronken dat de zoom uit mijn handen gleed.”
Het is duidelijk dat het begin van Les roses de Saadi gebaseerd is op het antwoord van de mysticus; met één belangrijk verschil: de mysticus wordt bedwelmd, dronken, door de geur. De passage bij Saadi geeft aan dat de mystieke ervaring vervoerend maar onzegbaar is, niet in woorden kan worden gevat. Een gedachte die in de mystieke literatuur over heel de wereld steeds weer terugkeert.
Bij Marceline Desbordes is er geen sprake van mystieke ervaring en dronkenschap. De ik-figuur uit haar gedicht heeft eenvoudigweg te veel rozen in haar centuur gebonden, die ze daardoor niet heeft kunnen houden. Dan komt er nog een hele uitwerking, met dat prachtige beeld van de roodgekleurde, in brand staande zee. Aan het slot komt dan ook bij haar de geur van de rozen; die is dan niet dronkenmakend, maar roept de herinnering op.

De passage van Saadi heeft ook in de Nederlandse poëzie zijn sporen nagelaten. J.H. Leopold plaatste een vertaling ervan in zijn bundel Oostersch, verzen naar Perzische en Arabische dichters, uit 1924.

Wat brengt gij mede uit de looverlanen
des mijmerens, uit de ontloken pracht
van uw extase en de opgegane
hemelsche bloei, wat hebt gij meegebracht?-


Ik had met rozen, met een rooden buit
van geurenden gevuld mijn tabberdslippen,
maar zoo bedwelmend ademden zij uit:
ik liet de zoomen uit mijn handen glippen.

Geen opmerkingen: